Ciel de lit - Jules Renard (1890)
I
De echtgenote slaapt, haar lichaam zwaar van de kussen die de echtgenoot heeft laten neerdalen, zonder te tellen, zo’n beetje overal, en vooral in de kuiltjes, de kleine holtes, de geultjes, de dalen tussen de welvingen, soms kussen als neerkletterende dikke stortbuidruppels, soms een stroom kleine, ronde, bijna onhoorbare kusjes, die van zijn lippen dwarrelden als zeepbellen uit een rietje. Maar het lieve vrouwtje begint nu al behoorlijk zwaar te worden op de arm van het lieve mannetje. Eerst probeert hij zijn arm met een reeks kleine rukjes te bevrijden, maar tevergeefs. Het lijkt wel of die vastgeplakt zit. Hij zegt zachtjes: “Aline, Aline, schik je even op?”